Podium ‘Digitalisering blijft mensenwerk’
Tekst: JENK / Foto's: Roos Pierson
Het verhaal begint in de jaren tachtig in een collegezaal. Aan de TU Delft raakt een student civiele techniek in de ban van constructief ontwerpen en de filosofie van professor Jaap Oosterhoff. Walter Spangenberg weet dan nog niet dat hij in de voetsporen van zijn leermeester later zelf uitgroeit tot een autoriteit op zijn vakgebied. Onlangs zwaaide hij af als bestuurslid na 35 jaar trouw aan zijn werkgever ABT en Oosterhoff. Met een vuistdik boekwerk en de allereerste oeuvreprijs in het vakgebied. Een verhaal over integrale ingenieurskunst, harmonieuze samenwerking en zoals de titel van zijn boek luidt: Passie voor constructief ontwerpen. ‘In mijn hart ben ik altijd die constructeur gebleven.’
Hoe komt het dat de constructeur zelden in de schijnwerpers staat?
‘Zeker in het verleden stond bij iconische referentieprojecten de architect vaak op een voetstuk. Ik heb met ze gewerkt hoor: de enfants terribles uit ons vakgebied. En vaak nog heel goed en plezierig ook. Aan de andere kant van het project heeft de opdrachtgever vooral met de aannemer te maken. Voor hem of haar is de rolverdeling al snel een ver-van-je-bed-show. Maar in de sector zelf is dat een heel ander verhaal. Daar kennen ze de constructeur echt wel. Ik heb die bescheiden zichtbaarheid van de constructeur ook nooit als een probleem ervaren. Waardering dwing je af met kwaliteit.’
Hoe verhouden de constructeur en de aannemer zich tot elkaar?
‘Die rollen van de ontwerpende adviseur van de constructeur en het ingenieursbureau van de aannemer kennen de nodige raakvlakken. Tegelijkertijd hebben de ontwerpers specifieke kennis over constructies en bouwmethodieken waarmee ze elkaar kunnen versterken. Ik heb Visser & Smit Bouw ervaren als een plezierige en open dialoogpartner. Ik persoonlijk heb vooral hun specifieke kennis op het gebied van bouwputten ervaren. Relaties beginnen natuurlijk bij een persoon. Voor mij was dat Maarten Baan (hoofd ontwerp- en engineeringsafdeling, red.) Iemand met veel kennis die ik hoog heb zitten. En niet onbelangrijk: ook een leuke kerel om mee te werken.’
Ben je voorstander van een eigen ontwerpafdeling van een aannemer?
‘Die heeft zonder meer bestaansrecht. Wat mij betreft zijn er twee opties. Of je maakt een hele duidelijke knip, waarbij op enig moment alle taken en verantwoordelijkheden van de constructeur naar het ontwerpbureau van de aannemer verhuizen. Maar in mijn voorkeursscenario blijf je als constructeur het hele project betrokken. Hoe heeft een ontwerper een specifiek onderdeel precies bedoeld? Welke keuzes zijn er gemaakt? In het ideale scenario zitten de knappe koppen van beide partijen samen in de keet om die vragen te beantwoorden en de constructie te optimaliseren.’
Waardering dwing je af met kwaliteit.
Wat tekent een goede samenwerking volgens jou?
‘Dat idee van samenwerkende co-makers. Ik heb zelf altijd een goed gevoel gehad bij publiek private samenwerkingen. Maar nog belangrijker dan de vorm is het vertrouwen. Een open dialoog waarin je elkaar met respect recht in de ogen kijkt. De beste projecten ontstaan als iedereen op ‘de stoel van de ultieme samenwerking’ zit. Ook als het moeilijk wordt. De vraag is: durf je ook dan ook je verantwoordelijkheid te nemen? In een goede en transparante samenwerking kijk je eerst naar de oplossing. Dan pas naar wie het werk moet doen of bij een conflict naar de schuldvraag.’
Welke rol speelt integraal ontwerpen in zo’n samenwerking?
‘De grote kracht is dat je het beste scenario niet vanuit één specifieke discipline beoordeelt, maar rekening houdt met verschillende belangen, facetten en perspectieven. Als je die tegen elkaar afweegt, ontdek je de beste ontwerpkeuzes. Daar zie ik nog wel verbeterkansen. Om een voorbeeld te geven: ik heb me er altijd over verbaasd dat de constructeur normaliter alleen de eindconstructie ontwerpt en de aannemer tussentijdse voorzieningen. Misschien heb je met kleine wijzigingen in het ontwerp sommige voorzieningen helemaal niet nodig? Dan is het toch logischer dat bij complexe constructies de berekening van de tijdelijke situatie wordt gedaan door de ontwerpende adviseur? Die beschikt over alle relevante modellen en berekeningen.’
Is de digitalisering een zegen voor het vakgebied van constructeur?
‘Die digitalisering ontwikkelt zich exponentieel. BIM, dataoptimalisatie en parametrisch ontwerpen: zeker het afgelopen decennium zijn er veel interessante technologische ontwikkelingen geweest. Maar digitalisering alleen is niet zaligmakend. Data hebben alleen waarde als je ze op de juiste manier weet te interpreteren. En uiteindelijk is er iemand die de software ontwerpt en de gegevens invoert. Het blijft mensenwerk. In ons vak bestaat er zoiets als de ‘constructeursangst’. En eigenlijk is dat heel gezond. Het houdt je scherp. Mijn advies aan de jongere generatie is altijd: blijf overleggen. Vraag eens aan een collega: ‘Doe ik alles wel goed? Heb ik alles doorzien?’
Je focust je nu op onderwijs en kennisoverdracht. Wat geef je die volgende generatie mee?
‘Wat ik echt blijf propageren is die samenwerking. Onderken met elkaar wat er nodig is, hoe je het gaat doen en welke verantwoordelijkheden iedereen heeft. Luister ook goed naar de wensen van de opdrachtgever. Wat ik mooi vind aan die nieuwe generatie is hun intrinsieke drijfveer voor duurzaamheid. Er zijn genoeg mensen die opstaan die het ook kunnen. En die het op een andere manier doen. Dat moet je ook respecteren. Ik juich het alleen maar toe dat anderen het stokje overnemen.’